Beelden, teksten, gedachten en histories ter recombinatie voor Wildevrouw, roman in wording van Jeroen Olyslaegers
donderdag 29 december 2016
Johannes Trithemius' Steganographia
"Steganographia is Trithemius' most notorious work. On the surface it is a system of angel magic, but within is a highly sophisticated system of cryptography. It claims to contain a synthesis of the science of knowledge, the art of memory, magic, an accelerated language learning system, and a method of sending messages without symbols or messenger. In private circulation, the Steganographia brought such a reaction of fear that he decided it should never be published. He reportedly destroyed the more extreme portions (presumably instructions for prophecy/divination) but it continued to circulate in mss form and was eventually published posthumously in 1606." (Twilit Grotto: Archives of Western Esoterica, dd. 29/12/2016)
Johannes Trithemius, Steganographia: Ars per occultam Scripturam
animi sui voluntatem absentibus aperiendi certu (Secret Writing), 1500
Hoekstenen van een goed geordende samenleving
Gentleman giving alms to a beggar: Illustration for "Of Pride" in John Day's A christall glasse of christian reformation, London, 1569 |
"Vanaf de jaren twintig [van de zestiende eeuw] klaagden de aalmoezeniers, die met de armenzorg waren belast, onophoudelijk over het onevenwicht tussen de financiële middelen van de liefdadige instellingen en het groeiend aantal behoeftige gezinnen. Het sociale probleem werd evenwel in morele termen gedefinieerd. De kooplieden-ondernemers en de welgestelde ambachtsmeesters waren steeds meer geneigd om de arbeid als het fundament van de moraal voor te stellen, de hoeksteen van een goed geordende samenleving en de essentiële voorwaarde voor persoonlijke lotsverbetering. Die ideologie kwam niet alleen in gedrukte traktaten tot uitdrukking, maar werd ook door allerlei op een breder publiek gerichte media gepropageerd. Zij legitimeerde een criminalisering van de bedelarij en vooral een rationalisering van de armenzorg die tot doel had de sociale stabiliteit veilig te stellen en de werkbekwame behoeftigen te dwingen zich voor het allerlaagste loon in dienst van de werkgevers te stellen. Daarom werd openbare onderstand voorbehouden aan individuen en gezinnen die als volwaardige leden van de plaatselijke gemeenschap werden beschouwd, die zich aan de normen en waarden van hun sociale meerderen conformeerden en die door toevallige of 'natuurlijke' oorzaken, zoals weduwschap, ziekte, lichaamsgebrek, hoge leeftijd of een groot kindertal, niet in staat waren om in hun levensonderhoud te voorzien. [...]
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat de sociale polarisatie gepaard is gegaan met een tendens tot ruimtelijke segregatie enerzijds en een vergroting van de culturele afstand tussen de meer substantiële burgers en de volksmassa anderzijds. De aanhoudende stijging van de huishuurprijzen liet vele loonarbeiders geen andere keuze dan te verhuizen naar eenkamerwoningen die in de armoedigste buurten waren gelegen. Tegelijkertijd vestigden de kooplieden zich bij voorkeur in die delen van de stad waar nieuwe commerciële voorzieningen werden gecreëerd en statige herenhuizen gebouwd. [...] De opkomende burgerij distantieerde zich ook cultureel van de lagere klassen. Hoewel nog altijd werd betoogd dat de stedelijke festiviteiten en vieringen tot doel hadden de collectieve identiteit te bevestigen, dienden zulke activiteiten in toenemende mate de belangen van de sociale bovenlagen. De versieringen van de feestwagens, de tableaux vivants en de thema's behandeld door de rederijkers, werden steeds vaker aan een esthetica en een mythologie ontleend waarvan de betekenis de meerderheid van de bevolking ontging. Anderzijds trachtte het stadsbestuur allerlei populaire rituelen en vermaken die aanleiding konden geven tot 'wanorde', te beteugelen: het verzette zich tegen het dragen van maskers tijdens het carnaval, trad streng op tegen straatzangers en verbood charivari's en openbare dansfeesten. [...]
Printed invitation to other chambers of rhetoric by the Antwerp Violieren, for a landjuweel event, lasting 19 days, in 1561 |
Het luisterrijke Landjuweel dat in 1561 plaatsvond en waaraan rederijkerskamers uit elf steden deelnamen, werd door de kooplieden eveneens aangegrepen om duidelijk te maken dat zij een aparte én superieure sociale groep vormden. Op verzoek van het Antwerpse toneelgezelschap 'De Violieren', dat Melchior Schetz [Duitse koopman, opperschatmeester van de Stad Antwerpen en agent van de Staten Generaal te Antwerpen] de hoogste eretitel had verleend, behandelden alle kamers in een proloog de vraag 'hoe nuttig kooplieden zijn die rechtvaardig handelen'. De standpunten varieerden alleen wat de gradaties in de lofbetuigingen betreft."
(Hugo Soly, 'Sociale relaties in Antwerpen tijdens de zestiende en de zeventiende eeuw', Antwerpen, verhaal van een metropool, Jan Van der Stock (red.), Antwerpen (Snoeck & Ducaju,) 1993, pp. 41-42)
Labels:
Antwerpen,
labor,
landjuweel,
poverty,
rederijker
URBIS LAETUS AMOR
Abraham Ortelius, line engraving, 1666 |
"In the sixteenth century a favourite way of honouring a friend was to make a flattering anagram of his name. A French humanist, Nicolas Clément (known as Trellaeus), chopped up
ABRAMUS ORTELIUS to make.....................................................
URBIS LAETUS AMOR ('Happy [in his] love for [his] city')
Ortelius (born in Antwerp in 1527, and dying there in 1598) was pleased by this word-play - even though no one knew better than he the difficulties that being an Antwerper could wreak on peace of mind and body, and even though he was twice compelled by events to flee it for a period of time." (Paul Binding, Imagined Corners, London, Headline, 2003, p. 6)
donderdag 1 december 2016
'T Wonder-boeck
'T Wonder-boeck wordt als het hoofdwerk van Joris beschouwd. Hij geeft er onbeschroomd zijn ideeën in weer. Hij zegt uit Gods mond te spreken; ongeloof aan hem was die zonde tegen den Heilige Geest welke noch in deze eeuw noch in de toekomende vergeven zal worden. Hij alleen wist wat ter zaligheid nodig is; wie zich hoeden wilde voor het oordeel des Heeren, moest naar hem luisteren, zijn raad opvolgen.
Deze zelfverheffing maakt het begrijpelijk dat Joris zich de meest gewijde namen toe-eigende. Enkele voorbeelden van deze namen uit 't Wonderboeck zijn:
evenbeeld Gods, gezalfde des Heeren, koning der gerechtigheid, geest des levens, hemelse Adam en verstand Gods."
"Its chief claim to recognition is its use, in the latter part, of the phrase Restitutio Christi, which apparently suggested to Servetus his title Christianismi Restitutio (1553). This concept of the 'Restitution' by the return of ALL the souls into the unity with Christ is probably the oldest presentation of the concept of the 'Reintegration' as described by de Pasqually in the 18th century. It is also the expression of the primitive Rosicrucian teachings, who were first manifested into the Protestant movement and part of the inner teachings of the Anabaptists. In the first edition is a figure of the 'new man', signed with the author's monogram, and probably drawn as a likeness of himself; it fairly corresponds with the alleged portrait, engraved in 1607, reproduced in the appendix to A. Ross's Pansebeia (1655)." (Kingsgarden)
't Wonder-boeck werd voor het eerst uitgegeven in 1542-1544 in Deventer door Theodorus II de Borne. "This first edition can be theologically located to his ideas during this important transitionary Antwerp period." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
Het is geïllustreerd met 2 houtsneden die door de auteur (en eveneens beeldend kunstenaar), David Joris, gemaakt waren. Er wordt gespeeld zowel met de tekst zelf als met de ingevoerde gravures in die tekst.
De laatste Adam, David Jorisz., 1542,
gravure van de hand van de auteur zelf, gebruikt in 'T Wonder-boeck
"Volgens de Schrift is Jezus is de Tweede Mens, de Laatste Adam, het hoofd van een nieuw mensengeslacht." |
"Its chief claim to recognition is its use, in the latter part, of the phrase Restitutio Christi, which apparently suggested to Servetus his title Christianismi Restitutio (1553). This concept of the 'Restitution' by the return of ALL the souls into the unity with Christ is probably the oldest presentation of the concept of the 'Reintegration' as described by de Pasqually in the 18th century. It is also the expression of the primitive Rosicrucian teachings, who were first manifested into the Protestant movement and part of the inner teachings of the Anabaptists. In the first edition is a figure of the 'new man', signed with the author's monogram, and probably drawn as a likeness of himself; it fairly corresponds with the alleged portrait, engraved in 1607, reproduced in the appendix to A. Ross's Pansebeia (1655)." (Kingsgarden)
A. Ross, Pansebeia, 1655 |
houtsnede van de hand van David Joris, 'T Wonder-boeck, Theodorus II de Borne, Deventer, 1542, coll. Universiteitsbibliotheek Gent/Google Books Project |
't Wonder-boeck werd voor het eerst uitgegeven in 1542-1544 in Deventer door Theodorus II de Borne. "This first edition can be theologically located to his ideas during this important transitionary Antwerp period." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
Het is geïllustreerd met 2 houtsneden die door de auteur (en eveneens beeldend kunstenaar), David Joris, gemaakt waren. Er wordt gespeeld zowel met de tekst zelf als met de ingevoerde gravures in die tekst.
tekstvaas, David Joris, 'T Wonder-boeck, Theodorus II de Borne, Deventer, 1542, coll. Universiteitsbibliotheek Gent/Google Books Project |
David Joris, 'T Wonder-boeck, Theodorus II de Borne, Deventer, 1542, coll. Universiteitsbibliotheek Gent/Google Books Project |
De Universiteitsbibliotheek Gent bezit een exemplaar van deze eerste editie (nr Theol 11)(barcode onleesbaar) en die werd in het kader van het Goole Books Project gedigitaliseerd.
De tweede editie dateert uit 1551, door "den auteur selve ghecorrigeert ende vermeerdert", en werd gedrukt door David Ketel (ook Deventer) die in 1554 daarvoor gestraft is met de dood. Alle uitgaven verschijnen anoniem om censuur en veroordeling tot de dood te ontlopen. De twee delen van de oorspronkelijke uitgave worden opgedeeld in totaal vier delen.
De derde en vierde edities dateren uit 1583-1584 en 1595 (bij beide edities is als jaar van uitgave 1551 vermeld), en werden gedrukt door Jan Canin van Dordrecht en Dierck Mullem in Vianen, nadat hij uit Rotterdam werd verbannen, en uitgegeven in opdracht van de minister Herman Herberts van Dordrecht.
David Joris, 'T Wonder-boeck, Dierck Mullem, Vianen, 1584 of 1595, coll. Universiteitsbibliotheek
Gent/Google Books Project, nr. 900000178230 (G. 6793) - gravure naar de houtsneden van de
hand van David Joris zelf ?, zat niet in de eerste editie
|
Een exemplaar van deze editie, vermoedelijk uit 1584, bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van Gent: nr. 900000178230 (G. 6793) en is online te bekijken dankzij het Google Books Project.
Eén van de eigenaars van het boek noteerde vooraan in het boek: "het eerste boek in de Nederlanden gedrukt, in het welk figuren in koper gesneden werden." Hij vermeldt David Ketel (Deventer) als drukker van de 1551 editie, het jaartal dat ook op de titelpagina vermeld wordt.
Het boek bestaat uit vier delen in 1 vol. in-folio, ca. 400 p. en is inderdaad geïllustreerd met kopergravures in de tekst. Daarnaast zijn er talrijke, in detail uitgewerkte initialen én houtsneden. De drie houtsneden van de hand van David Joris zelf, zijn vervangen door kopergravures naar de originelen door o.a. Hieronymus Wierix (IRW)(twee van de drie zijn zo getekend).
De twee andere (eveneens door Google gedigitaliseerde) exemplaren van de Universiteitsbibliotheek Gent, nr. 900000187006 (Her. 633) en G. 6796 (barcode onleesbaar) - dateren ook uit 1584.
David Joris, 'T Wonder-boeck, Dierck Mullem, Vianen, 1584 of 1595, coll. Universiteitsbibliotheek Gent/Google Books Project, nr. 900000178230 (G. 6793) - gravure naar de houtsneden van de hand van David Joris zelf |
De wijzende handjes in de marge verdwijnen.
David Joris, 'T Wonder-boeck, Theodorus II de Borne, Deventer, 1542, coll. Universiteitsbibliotheek Gent/Google Books Project |
"Only the first edition contains engraved hands - each one different from the other. The different positions of the fingers of these hands are alledged to convey a mysterious coded message, whose significance has been lost." (Kingsgarden)
Invaluable vermeldt dat het Duitse lettertype werd vervangen door een Nederlands lettertype, maar dat geldt niet voor de boeken in de universiteitsbibliotheek UGent, misschien is dat nog een mogelijk verschil tussen de 1584 en de 1595 editie?
Exemplaar 900000178230 (G. 6793) bevat ook een portret door Van Sieghem van David Joris, "gezegd den Duyvel van Delft"
Totaalzicht:
een geveild exemplaar van David Joris, 'T Wonder-boeck, Dierck Mullem, Vianen, 1584 of 1595 |
De evolutie van de afbeeldingen:
De laatste Adam, David Jorisz., 1542, gravure van de hand van de auteur zelf, gebruikt in 'T Wonder-boeck |
De laatste Adam, Hieronymus Wierix (IRW), naar David Jorisz., 1584, gravure gebruikt in 'T Wonder-boeck |
De laatste Adam, Hieronymus Wierix (IRW), naar David Jorisz., 1584, ingekleurde gravure gebruikt in 'T Wonder-boeck |
De laatste Adam, Hieronymus Wierix, naar David Jorisz., 1583 - 1584, gravure, h 241mm × b 163mm, Rijksmuseum RP-P-2002-292 |
(info o.a. uit Wikipedia & Invaluable dd. 01/12/2016, deze laatste gebaseerd op de volgende bronnen: Van der Linde 58; Typ. Bat. 5644; Bainton, David Joris, p. 71-3; Cat. Mtschp. Ned. Letterk. I, p. 168; Machiels J 236; Valkema Blouw, 'Printers to the 'arch-heretic' David Joris. Prolegomena to a bibliography of his works', in: Quaerendo, 21 (1991), p. 163-209, esp. 192-6; only three copies in the NCC)
David Joris
David Joris , Jan van Scorel (1495-1562), s.d., schilderij (tempera op paneel)89 x 68 cm, Kunstmuseum Basel (inv. 561) [Licentie: Public domain Bijdragers: The Yorck Project: 10.000 Meisterwerke der Malerei DVD-ROM, 2002. ISBN 3936122202] |
"David Joris (of Jorisz., zoon van Joris)(º wellicht Brugge, 1501 – ✝ Bazel, 28 augustus 1556) was een Delftse glasschilder die bekend werd als wederdoper en ketter. Er wordt algemeen aangenomen dat zijn moeder uit een Delftse familie kwam, terwijl zijn vader een Vlaamse koopman en rederijker was. Joris werd glasschilder [in 1522 he painted windows for the church at Enkhuizen, North Holland (Kingsgarden)] [after completing his training as a glazier in Antwerp, the young David Joris joined a group of Flemish craftsmen who left the city for Calais - then an English territory - where they were commissioned by a member of the court of Henry VIII to produce stained glass windows for a chapel. Joris further claims to have accompanied his colleagues onwards to London in 1522, although there he fell ill and eventually decided to return to Antwerp in 1524. As a stained glass painter, Joris’s work is close to that of Dirick Vellert of Antwerp, who may have been one of his teachers, as well as Barend van Orley (with whom Joris is thought to have travelled to Calais and London) and Pieter Coecke van Aelst. (Stephen Ongpin)]
David Joris (attributed to), Charity, from the Niklaus Chapel, St. Peter, Basel, ca. 1545 |
Hij werd tevens rederijker [ zijn naam 'David', genaamd naar de Joodse koning, zou hem zijn gegeven nadat zijn vader die rol gespeeld had in de Redrijkerskamer. Als handelaar reisde hij vanuit Antwerpen naar Frankrijk en Engeland. (Gameo, dd. 01/12/2016)][...]
Hij trouwde in Delft, waar "hij sympathiseerde met de beweging der sacramentariërs, lieden die de praesentia realis van bloed en vlees van Christus in het brood en de wijn van de mis verwierpen. In 1528 werd hij voor het bespotten van het sacrament gearresteerd en gevonnist. Zijn tong werd doorboord en hij werd voor drie jaar verbannen uit Holland. Tijdens de omzwervingen gedurende zijn ballingschap kwam Joris in aanraking met de dopers, ook wel wederdopers of anabaptisten genoemd. Hij liet zich in 1534, toen het banvonnis reeds was verlopen, opnieuw dopen. [...]
Hij waagde het [...] kritiek te uiten op de gangbare opinie onder de dopers dat het geoorloofd was de broeders in het belegerde Münster gewapenderhand te hulp te komen. [...] Joris was tegen het gebruik van geweld [...] [Terug in Delft] kreeg hij in december 1536 in zijn atelier enkele visioenen, waaruit hij concludeerde dat God wilde dat hij een grote rol ging vervullen. Deze visioenen vormden de basis voor zijn latere opvattingen. [...] Zijn idee dat hij door God gezonden was om de mens de juiste interpretatie van de Schrift te geven was [...] in 1539 geheel gerijpt. [Ook zijn volgers hadden visioenen die zich rond zijn figuur afspeelden (Gameo, dd. 01/12/2016)]
Volgens Joris leefde men in een eindtijd en hij deed aanzienlijke pogingen om zijn ideeën alom ingang te doen vinden. Het belangrijkste element in zijn leer was het idee dat de mens wedergeboren diende te worden. Deze wedergeboorte werd voor hem een tweede kruisdood, die men, als eens Christus uitwendig, inwendig moest ondergaan.
Portret van David Jorisz, Reinier Vinkeles naar Jacobus Buys, 1788, ets (RKD IB02012039) |
Hiertoe diende men alle lusten, vooral de seksuele te doden. De methode hiervoor leidde in Davidjoristische kringen tot een voor die tijd bedenkelijke seksuele moraal, waarin naaktloperij, het aan elkaar opbiechten van geheime seksuele verlangens en in sommige gevallen polygamie samengingen. Het overwonnen hebben van de zinnelijke prikkels moest men bewijzen door met een naakte vrouw te slapen. Zoals het meer gaat met proeven, mislukte ook deze wel eens. [...]
Joris probeerde fanatiek zijn ideeën op de dopers over te brengen en werd door velen als een nieuwe profeet gezien. Joris geraakte hiervan in zulk een staat van opwinding, dat hij zich ging beschouwen als de derde David, aan wie de oudtestamentische koning en Christus-David waren voorgegaan. Zijn succes was niet onaanzienlijk. Vooral in het noorden van de Nederlanden verwierf hij aanhang. [...]
David Joris was in de periode 1535-1540 een invloedrijke doperse leider in de Nederlanden en Noordwest-Duitsland. [...] [Joritz participated in the Anabaptist project to build the New Jerusalem in the city of Zwolle and in the valley of the river IJssel. His mother, in 1537, suffered martyrdom as an Anabaptist. Soon after her death, he took up a role of his own, having visions and the gift of prophecy. (His writings, all in Dutch, flowed in a continual stream from 1524 and amounted to over 200 in number.) (Kingsgarden)][(In contrast to these visions is his) rationalist approach to the topic of the devil and supernatural evil. David Joris anticipated the views of Thomas Hobbes, John Epps and John Thomas in interpreting the devil as an allegory. (Alchetron)]
Frans Floris, De famille van Berchem, ca 1561 |
Jakob Le Roy, Château de Schilde, ca 1670 |
Vanaf 1538 werd de vervolging tegen David Joris en zijn aanhangers, de Davidjoristen, heviger. Volgens Joris’ schoonzoon Blesdijk kostten deze vervolgingen aan zeker honderd mensen het leven. Ook de moeder van David Joris werd tijdens deze vervolgingen door de autoriteiten onthoofd.
Joris zelf wist te ontsnappen en vestigde zich omstreeks 1539 eerst in Antwerpen ["Hij kreeg onderdak van Cornelis van Lier in zijn kasteel Hof ten Broecke in Schilde. Jorisz. oefent ook invloed uit op diverse leden van de familie Van Berchem. In Schilde schrijft hij aan zijn 'Wonderboeck', dat op kosten van Cornelis van Lier (heer van Berchem) gedrukt wordt in Deventer door Dirk van de Borne. (Jan Lampo)] "The transitionary period between 1539 and 1544 during his time in Antwerp under the patronage of Anna van Etten [vrouw van Johan van Berchem, heer van Schilde] and her son-in-law, Cornelius van Lier, during which he developed the idea of a ‘spiritual language’ only to be understood by the enlightened, might well have created fertile ground for later Niclaesianism and Hiëlism in Antwerp." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
Joris zelf wist te ontsnappen en vestigde zich omstreeks 1539 eerst in Antwerpen ["Hij kreeg onderdak van Cornelis van Lier in zijn kasteel Hof ten Broecke in Schilde. Jorisz. oefent ook invloed uit op diverse leden van de familie Van Berchem. In Schilde schrijft hij aan zijn 'Wonderboeck', dat op kosten van Cornelis van Lier (heer van Berchem) gedrukt wordt in Deventer door Dirk van de Borne. (Jan Lampo)] "The transitionary period between 1539 and 1544 during his time in Antwerp under the patronage of Anna van Etten [vrouw van Johan van Berchem, heer van Schilde] and her son-in-law, Cornelius van Lier, during which he developed the idea of a ‘spiritual language’ only to be understood by the enlightened, might well have created fertile ground for later Niclaesianism and Hiëlism in Antwerp." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
en vervolgens in Oost-Friesland. Spreken in het openbaar was echter niet meer mogelijk en zo verloor hij zijn invloed in de Nederlanden. Toen in 1544 ook Oost-Friesland geen veilige woonplaats meer bood, besloot Joris naar Bazel te verhuizen. Daar leefde hij onder de schuilnaam Jan van Brugge een vorstelijk leven. Hij werd daartoe in staat gesteld door de genereuze giften van zijn trouwe aanhang. In 1556 stierf hij, betreurd door zijn vrouw, zijn elf kinderen en zijn vele vrienden.
Sommige aanhangers van Joris sloten zich aan bij andere stromingen of hadden dat al gedaan. Vele anderen bleven echter trouw aan hun profeet. Daardoor bleven de Davidjoristen een redelijk omvangrijke groep in de Nederlanden en in Oost-Friesland in de gehele zestiende eeuw." (Wikipedia, dd. 01/12/2016)
"Three years later, Nicolas Blesdijk, who had married his eldest daughter Jannecke, became inhibriated one night and denounced the dead man to the authorities of Basel. He claimed later to have lost confidence in Jorisz before his death, to save his own life. An investigation was begun in March 1559, calling for Nicolas's testimony and resulted in a conviction for heresy. The exhumed body of Jorisz was burned, together with his portrait, on the I3th of May 1559." (Kingsgarden, dd. 27/12/2016)
De Bijbel beschouwen als de enige autoriteit, beschouwde Joris als 'dode letter' geloof. Niks kon definitief beslecht worden in religieuze disputen louter door de Schrift; het was nodig om rond te zoeken naar de Zoon, aan Hem alleen werd alles geopenbaard. En volgens Joris kwam die uit de Nederlanden. Waar de anabaptisten in het algemeen vast hielden aan de Schrift als principe, verwierp Joris dat en stelde de mystieke ervaring centraal. "To the mystic Joris historical revelation was merely a matter of the sense; his religious experience lay outside it." (Kühn)
"In 1542, the year he published his principal work ''tWonderboeck', the difference between Joris and Menno Simons [de leidinggevende anabaptistische kerkhervormer die zijn naam schonk aan de Mennonieten ofte doopsgezinden] burst into a violent dispute. Menno had already in his Fundamentboek (1539) warned against the false prophet. Joris then attacked Menno in a fiery letter: "Gird on your sword, Menno Simons, . . arm yourself with the most powerful Scriptural weapon! . . Who advises you, Menno, to appear so boldly before the Lord, that you elevate yourself above all? Do say, dear man, what spirit or witness advises you to teach? Who has sent you? . . . I will show you (however firmly you may think you have it) that you do not know it, nor do you know what is truth and wisdom, except after the letter." Violently Joris attempted to make Menno recognize his divine mission; but Menno rejected "imaginations, rhetorical tricks, and other deceptions of the devil" which Joris substituted for the Gospel; he said Joris was correctly taken for the "anti-Christ, the man of sin, the son of perdition, a false prophet, murderer of souls, deceiver and falsifier of the divine truth and the commands of Christ." It was evidence of devilish pride and anti-Christian foolishness, that Joris "elevates his visions and dreams above the wisdom of the Holy Spirit, who has taught the apostles and prophets."
Without doubt Menno hit the crux of Joris' fateful error when he said, "Under the pretext of humility he promotes devilish defiance and under the name of perfection, chastity, and other virtues he promotes various vices and shameful deeds." Menno refused to carry the dispute any further."(Gameo, dd. 01/12/2016)
Naast de visioenen die hij had, werd hij ook geïnspireerd door het fanatisme van Anneken Jansz.(Gameo, dd. 01/12/2016)] "Though she appears in the Martyrs’ Mirror as a model feminine sufferer, the “Trumpet Song” she composed has in at least some versions a distinctly apocalyptic tone. One historian called it the Marseillaise of Anabaptist hymns:
'Wash your feet in the godless blood'
This is shocking imagery, but it’s also far from clear that it’s actually what Anna herself wrote — or if its surface interpretation is what the author intended to convey. Anabaptism’s fast-evolving strains published different versions of the “Trumpet Song” in the 16th century, whose slight alterations dramatically shade its meaning — especially so in view of the possible scriptural allusions. Here’s a version of the same line in which the verb wash (wascht) is replaced with watch, or mind (wacht), and it now advises the true Christian to leave punishment of the persecutors to God:
'You true Christians be of good cheer
Mind dipping your feet in blood
Because this is the reward which those who
robbed us will receive'
[...] her image filtered through the texts of interlocutors like the great Anabaptist fugitive David Joris, rumored to have been Anna’s onetime lover. Joris published the version of the “Trumpet Song” excerpted just above — the cautious one.
In the end, a fixed conclusion as to whether Anna was a firebrand later softened for public consumption, or the reverse, or a more nuanced character entirely, is beyond the reach of posterity. In any guise, she was an exponent of the call to spiritual purity and anticipation of the Lord that fortified a proscribed faith in its wilderness sojourn. [...]
of the “original” versions of Anna’s famous song, either in Dutch or in translation, 'Profiles of 'Anabaptist Women: Sixteenth-Century Reforming Pioneers [C. Arnold Snyder, 1996]' gives the last three of its 13 stanzas thus:
At Borsa and Edom, so the author has read / The Lord is preparing a feast / From the flesh of kings and princes. / Come all you birds, / Gather quickly / I will feed you the flesh of princes. / As they have done, so shall be done to them. / You servants of the Lord, be of good cheer. / Wash your feet in the blood of the godless. / This shall be the reward for those who robbed us. / Be pleased therefore, rejoice and be glad. / Play a new song on your harps; / Delight in our God / All you who foresee vengeance. / The Lord comes to pay / And to revenge all our blood. / His wrath is beginning to descend. / We are awaiting the last bowl. / Oh bride, go to meet your Lord and King. / Arise, Jerusalem, prepare yourself. / Receive all your children alike. / You shall spread out your tents. / Receive your crown, receive your kingdom. / Your King comes to deliver. / He brings his reward before him. / You shall rejoice in it. / We shall see his glory in these times. / Rejoice, Zion, with pure Jerusalem.'" (Executed Today, dd. 01/12/2016)
"In 1544 Joris left the Low Countries for Basel secretly after a violent dispute between the Jorists and John A Lasco (Jan Łaski) who was then superintendent of East Friesland’s established church. The persecution of his followers intensified. In Basel he was a voice for religious freedom, defending Servetus [zie Guus Kuijer, Het doden van een mens, over Castellio's reactie op de dood van Miguel Serveto, en o.a. ook over Joris ] and seemingly forging close links with both Castellion and Schwenckfeld – who may have influenced his theology during this period of his life. [...]
In 1548, writing to Niclaes (the only evidence we have of contact between them) there were clearly worries about his leadership and some tensions with Niclaes. Niclaes may have gone from being a ‘threat to oneness’ in Joris’ Emden days to ‘a threat of fanaticism’ by Basel. Notably, the issue of sole divine inspiration was one that was to characterise Niclaesian Familism and was, later, to lead to the Hiëlist factional schism. [...]
The ‘Davidists’ (better, Jorists) were not formally expelled from East Frisia until 1544/45 and, up until that point, relations had been broadly tolerable. Niclaes seems to have arrived in 1541 and was accorded citizenship the following year. He probably formally founded his sect shortly after his arrival there and seemed to manage to live there for nearly two decades before his orthodoxy came under any serious question. It seems that he may have had the support of the influential Lord of Pewsum, Huycke Manninga and, perhaps, wider Manninga support generally – see A. Hamilton – ‘The Family of Love’ (Cambridge, 1981). The potential overlap between an embedded Jorist presence in Emden and the Family of Love’s foundation provides some fascinating possibilities – including the outside possibility that Niclaes’ true source of inspiration was actually gained on arrival in Emden." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
Portret van David Jorisz., aan een tafel, waarop een exemplaar van het door hem geschreven 'Wonderboeck' ligt. Hij laat zijn hand, waarin hij een anjer vasthoudt, rusten op het boek. In de andere hand heeft hij een handschoen. Boven zijn hoofd staat het jaartal 1554 en zijn leeftijd vermeld. (Rijksmuseum, Amsterdam, dd. 01/12/2016)
Onder het portret een drie-regelig onderschrift in het Latijn. Rondom de prent een Duitstalige levensbeschrijving in boekdruk.
Overige portretten van David Joris:
Meer info over de Bazelse periode: altbasel
Overgeleverd artistiek werk van David Joris:
Sommige aanhangers van Joris sloten zich aan bij andere stromingen of hadden dat al gedaan. Vele anderen bleven echter trouw aan hun profeet. Daardoor bleven de Davidjoristen een redelijk omvangrijke groep in de Nederlanden en in Oost-Friesland in de gehele zestiende eeuw." (Wikipedia, dd. 01/12/2016)
"Three years later, Nicolas Blesdijk, who had married his eldest daughter Jannecke, became inhibriated one night and denounced the dead man to the authorities of Basel. He claimed later to have lost confidence in Jorisz before his death, to save his own life. An investigation was begun in March 1559, calling for Nicolas's testimony and resulted in a conviction for heresy. The exhumed body of Jorisz was burned, together with his portrait, on the I3th of May 1559." (Kingsgarden, dd. 27/12/2016)
David Joris, portret door Van Sieghem |
De Bijbel beschouwen als de enige autoriteit, beschouwde Joris als 'dode letter' geloof. Niks kon definitief beslecht worden in religieuze disputen louter door de Schrift; het was nodig om rond te zoeken naar de Zoon, aan Hem alleen werd alles geopenbaard. En volgens Joris kwam die uit de Nederlanden. Waar de anabaptisten in het algemeen vast hielden aan de Schrift als principe, verwierp Joris dat en stelde de mystieke ervaring centraal. "To the mystic Joris historical revelation was merely a matter of the sense; his religious experience lay outside it." (Kühn)
Menno Simonsz, gravure van Jan ii van de Velde. Kunstsammlungen Veste Coburg |
"In 1542, the year he published his principal work ''tWonderboeck', the difference between Joris and Menno Simons [de leidinggevende anabaptistische kerkhervormer die zijn naam schonk aan de Mennonieten ofte doopsgezinden] burst into a violent dispute. Menno had already in his Fundamentboek (1539) warned against the false prophet. Joris then attacked Menno in a fiery letter: "Gird on your sword, Menno Simons, . . arm yourself with the most powerful Scriptural weapon! . . Who advises you, Menno, to appear so boldly before the Lord, that you elevate yourself above all? Do say, dear man, what spirit or witness advises you to teach? Who has sent you? . . . I will show you (however firmly you may think you have it) that you do not know it, nor do you know what is truth and wisdom, except after the letter." Violently Joris attempted to make Menno recognize his divine mission; but Menno rejected "imaginations, rhetorical tricks, and other deceptions of the devil" which Joris substituted for the Gospel; he said Joris was correctly taken for the "anti-Christ, the man of sin, the son of perdition, a false prophet, murderer of souls, deceiver and falsifier of the divine truth and the commands of Christ." It was evidence of devilish pride and anti-Christian foolishness, that Joris "elevates his visions and dreams above the wisdom of the Holy Spirit, who has taught the apostles and prophets."
Without doubt Menno hit the crux of Joris' fateful error when he said, "Under the pretext of humility he promotes devilish defiance and under the name of perfection, chastity, and other virtues he promotes various vices and shameful deeds." Menno refused to carry the dispute any further."(Gameo, dd. 01/12/2016)
Anna Jansz en route naar haar executie op January 24, 1538 (uit de Martelaersspiegel, Thieleman J. van Braght, 1660) |
Naast de visioenen die hij had, werd hij ook geïnspireerd door het fanatisme van Anneken Jansz.(Gameo, dd. 01/12/2016)] "Though she appears in the Martyrs’ Mirror as a model feminine sufferer, the “Trumpet Song” she composed has in at least some versions a distinctly apocalyptic tone. One historian called it the Marseillaise of Anabaptist hymns:
'Wash your feet in the godless blood'
This is shocking imagery, but it’s also far from clear that it’s actually what Anna herself wrote — or if its surface interpretation is what the author intended to convey. Anabaptism’s fast-evolving strains published different versions of the “Trumpet Song” in the 16th century, whose slight alterations dramatically shade its meaning — especially so in view of the possible scriptural allusions. Here’s a version of the same line in which the verb wash (wascht) is replaced with watch, or mind (wacht), and it now advises the true Christian to leave punishment of the persecutors to God:
'You true Christians be of good cheer
Mind dipping your feet in blood
Because this is the reward which those who
robbed us will receive'
[...] her image filtered through the texts of interlocutors like the great Anabaptist fugitive David Joris, rumored to have been Anna’s onetime lover. Joris published the version of the “Trumpet Song” excerpted just above — the cautious one.
In the end, a fixed conclusion as to whether Anna was a firebrand later softened for public consumption, or the reverse, or a more nuanced character entirely, is beyond the reach of posterity. In any guise, she was an exponent of the call to spiritual purity and anticipation of the Lord that fortified a proscribed faith in its wilderness sojourn. [...]
of the “original” versions of Anna’s famous song, either in Dutch or in translation, 'Profiles of 'Anabaptist Women: Sixteenth-Century Reforming Pioneers [C. Arnold Snyder, 1996]' gives the last three of its 13 stanzas thus:
At Borsa and Edom, so the author has read / The Lord is preparing a feast / From the flesh of kings and princes. / Come all you birds, / Gather quickly / I will feed you the flesh of princes. / As they have done, so shall be done to them. / You servants of the Lord, be of good cheer. / Wash your feet in the blood of the godless. / This shall be the reward for those who robbed us. / Be pleased therefore, rejoice and be glad. / Play a new song on your harps; / Delight in our God / All you who foresee vengeance. / The Lord comes to pay / And to revenge all our blood. / His wrath is beginning to descend. / We are awaiting the last bowl. / Oh bride, go to meet your Lord and King. / Arise, Jerusalem, prepare yourself. / Receive all your children alike. / You shall spread out your tents. / Receive your crown, receive your kingdom. / Your King comes to deliver. / He brings his reward before him. / You shall rejoice in it. / We shall see his glory in these times. / Rejoice, Zion, with pure Jerusalem.'" (Executed Today, dd. 01/12/2016)
From an engraving by Christian Friedrich Fritzsch (1719–1774) |
Engraving from Apocalypsis, or The revelation of certain notorious advancers of heresie. London, 1655. |
In 1548, writing to Niclaes (the only evidence we have of contact between them) there were clearly worries about his leadership and some tensions with Niclaes. Niclaes may have gone from being a ‘threat to oneness’ in Joris’ Emden days to ‘a threat of fanaticism’ by Basel. Notably, the issue of sole divine inspiration was one that was to characterise Niclaesian Familism and was, later, to lead to the Hiëlist factional schism. [...]
embleem van de Family of Love / Huis der Liefde |
The ‘Davidists’ (better, Jorists) were not formally expelled from East Frisia until 1544/45 and, up until that point, relations had been broadly tolerable. Niclaes seems to have arrived in 1541 and was accorded citizenship the following year. He probably formally founded his sect shortly after his arrival there and seemed to manage to live there for nearly two decades before his orthodoxy came under any serious question. It seems that he may have had the support of the influential Lord of Pewsum, Huycke Manninga and, perhaps, wider Manninga support generally – see A. Hamilton – ‘The Family of Love’ (Cambridge, 1981). The potential overlap between an embedded Jorist presence in Emden and the Family of Love’s foundation provides some fascinating possibilities – including the outside possibility that Niclaes’ true source of inspiration was actually gained on arrival in Emden." (A certain measure of perfection, dd. 28/12/2016)
Christoffel van Sichem (I), Portret van David Jorisz., naar Jan Cornelisz. van 't Woudt, 1677 gravure en ets, h 168mm × b 142mm (Rijksmuseum, RP-P-OB-15.618). Oorspronkelijk gemaakt voor: 'Historische beschrijvinge ende affbeeldinge der voorneemste hooft ketteren', Amsterdam, C. van Sichem, 1608. Deze prent komt in deze staat voor in: C. van Sichem, 'Het tooneel der hooft-ketteren, bestaande in verscheyde afbeeltsels...', Middelburg, Wilhelmus Goeree, 1677. |
Portret van David Jorisz., aan een tafel, waarop een exemplaar van het door hem geschreven 'Wonderboeck' ligt. Hij laat zijn hand, waarin hij een anjer vasthoudt, rusten op het boek. In de andere hand heeft hij een handschoen. Boven zijn hoofd staat het jaartal 1554 en zijn leeftijd vermeld. (Rijksmuseum, Amsterdam, dd. 01/12/2016)
Christoffel van Sichem (I), Portret van David Jorisz., naar Jan Cornelisz. van 't Woudt, 1606 gravure, ets en boekdruk, h 189mm × b 143mm (Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-1918-1735) |
Onder het portret een drie-regelig onderschrift in het Latijn. Rondom de prent een Duitstalige levensbeschrijving in boekdruk.
Overige portretten van David Joris:
portret van David Joris, Romeyn de Hooghe (1645-1708) |
David Joris, ets uit 'Apocalypsis, or The revelation of certain notorious advancers of heresie'. London, 1655. (Gameo, Scan provided by the Mennonite Archives of Ontario) |
uit Leonhard Meister (1741-1811), Helvetiens Berühmte Männer in Bildnissen von Heinrich Pfenninger |
Meer info over de Bazelse periode: altbasel
Overgeleverd artistiek werk van David Joris:
David Joris (attributed to), The Rising of Lazarus, pentekening, 219 mm diameter |
Het voeden van de hongerigen, een van de werken van Barmhartigheid, David Jorisz., tekening, 250 x 141 mm (coll. Stiftung Weimarer Klassik und Kunstsammlungen, Weimar (Thüringen) , inv./cat.nr 144) |
Christus overhandigt Petrus de sleutels (Mattheus 16:19), David Jorisz., tekening, 237 x 191 mm (coll. Detroit Institute of Arts, Detroit (Michigan) , inv./cat.nr 1934.97) |
zaterdag 15 oktober 2016
Vatterstreich
Benedetto Montagna (1481–1558), Sacrificio di Abramo |
Vatterstreich / Father's Strike =
Zornhau(w) (Zornhut) / Toornige Houw - Wrath Cut - Wrath Hew - Guard of Wrath - Rage Guard =
Streithau(w) / Strife Cut
"an emotion, strike without thinking about the motion like a peasant using his axe."
(Jens P. Kleinau, Hans Talhoffer, A Historical Martial Arts blog)
"a vulnerable posture but one that allows the most instinctive and powerful blow."
(John Clements, Medieval swordsmanship : illustrated methods and techniques, 1998)
illustratie van (vermoedelijk) een Vatterstreich, Joachim Meyer, Gründtliche Beschreibung der Kunst des Fechtens, Stasbourg (Thiebolt Berger), 1570, illustrated by Tobias Stimmer’s workshop (inc. Hans Christoffel Stimmer) |
"Der Zornhauw ist ein Schlimmer Hauw von deiner rechten Achsel / gegen deines widerparts Lincken ohrs / oder durch sein Gesicht und Brust / Schlims durch wie die zwo Linien / so durch die auffrecht Linien kreutzweiß uber einander sich schrencken anzeigen. Diß ist der sterckest under allen andern / als darinnen alle krafft unnd manligkeit des des Mans gegen seinem feindt im Kempffen unnd Fechten gelegen / darumb er auch von den Alten Streithauw oder Vatterstreich genant unnd geheissen wirt. Von gedachten Lini findestuhernach / rc."
(Joachim Meyer, Gründtliche Beschreibung der Kunst des Fechtens, Strasbourg, 1570)
“The Wrath Cut is a diagonal cut from your right shoulder at your opponent’s left ear or through his face and chest, diagonally through as shown by the two crossed lines that pass through the vertical line. This is the strongest of all cuts, and embodies all the might and virility of the combatant against his opponent in duelling and combat; therefore it is also called the Strife Cut [Streithauw] or Father Stroke by the combat masters of old. Concerning these lines you will find hereafter, etc.”
(english translation by Jeffrey L. Forgeng, in his book Joachim Meyer, The art of combat : a German martial arts treatise of 1570, London New York (Greenhill Palgrave Macmillan), 2006.
Joachim Meyer, Gründtliche Beschreibung der Kunst des Fechtens, Stasbourg (Thiebolt Berger), 1570, illustrated by Tobias Stimmer’s workshop (inc. Hans Christoffel Stimmer) |
A Foundational Description of the Art of Fencing: A Thorough Description of the Free, Knightly and Noble Art of Fencing, Showing Various Customary Defenses, Affected and Put Forth with Many Handsome and Useful Drawings, is a German fencing manual that was published in 1570. Its author was Joachim Meyer. The manual was made for and was dedicated to Meyer's patron Count Palatine Johann Casimir. This fechtbuch builds on his earlier work, a manuscript written in 1560 - the MS A.4°.2, and presents a complex, multi-weapon treatise. (Wikipedia dd. 30/09/2016)
Germain Hoyau & Mathurin Nicolas, Histoire d'Abraham, 1574 (detail). Bibliothèque National de France (RES. FOL-ED-5 (G)) |
→
"So what’s that Vatterstreich, exactly translated as the Father’s Strike?
If someone receives a Vatterstreich it means a child, a son gets a birching with a rod. This is based on the biblical story of Abraham and his son Isaac pictured often with Abraham holding the sword ready for mighty hew to kill his son as a sacrifice to God. Despite the fact, that Abraham used a knife in the book Genesis 22:1-13, the expression “Vaterstreich” was a synonym for a father hitting his son on one hand, and for a devastating killing stroke on the other.
Somebody who may have known what the Vatterstreich is about in fencing is Johann Fischart, who added a interesting Fechtschul passage to the work of Francois Rabelais (see 'A Fechtschule in the works of Francois Rabelais?'). In his Aller Praktik Grossmutter (first pub. 1572) he named the Vatterstreich again:
Des Nili siben gemünd und mund
Fallen mir jetz wohl ein zur stund
Gleich wie dem Predicanten gleich
Die Fechtschul, kreuz und Vatterstreich:
Die sibend zahl ist mächtig gräftig
Wie solchs die Naß beweiset hefftig
Hett er die sieben Mönch bewisen
So wer der Teuffel auch geprisen"
The Vatterstreich and the Creutzhaw are something very special. We get the hint of the meaning by citing the other mentioning of the Vatterstreich “ze. ohn den Vatterstreich/ welchen der Schmidlin in seinen Fechtschulpredigten weißt/ und deß Bawren Speichelhaw.” Adding on the list of a lot of fencing terms are hints to the Lutheran theology. 'Schmidlin' is the nickname of Jakob Andreae (March 25, 1528 – January 7, 1590) an outstanding German theologian of his period. Andreae was the author of so called “Fechtschulpredigten” as Fischart called them. But these Fechtschulpredigten where nothing else than the sermons in which Andrea calls out to battle for their believe and fight against the devil (Sechs Predigten von etlichen der Augsburgischen Confession zugethanen Theologen, 1572, 1580) He calls out to the illiterate laymen Lay to fight, to learn the „Vatterstreich” and that „einer creutzweiß drein hawe und wider den Teuffei nicht vil Fechterbößlein gebraucht” (one should strike firmly crosswise and should not use a lot of fencers charades against the devil).
To make the sign of a cross is called 'Kreuz schlagen' ('becreutzen' modern 'sich bekreuzigen') signing the cross against the devil is one of the meanings of 'creutzhaw' (Kreuzhaw, Cross-strike). Interesting to note, that we find the 'Creutzhaw' in Paulus Hector Mair’s Work as a piece of fencing. 'so tritt mit deinem rechten fuoss zurugk, und haw dich in den Creutzhaw zuo seinem rechten or.' (so step back with your right foot, and strike in the Cross strike at his right ear). But we should look again at Joachim Meyer:
"Kreutzhauw.
Kreutzhauw seind an jhm selber zwen Zornhäuw von beiden seitten / werden volbracht durch die zwo
Schlimm und hangenden Lini / so von beiden seitten schlims durch den Mann streichen"
(Joachim Meyer, Gründtliche Beschreibung der Kunst des Fechtens, Strasbourg, 1570)
Conclusion
So the Kreutzhau is a doubled Vatterstreich from both sides. And seeing this brings us back to the assumption that Johann Fischart is not only a follower of Luther but a fencer who is common with the terms Joachim Meyer is using, and both living in Straßbourg at the same time. The fencing terms are placed in at least three meanings. The first is the biblical reference, second the Lutheran, third the fencing. Like in many aspects of the late medieval and renaissance times, we see that religious believes touched nearly ever part of life.
Addendum
Using fencing terms in the theological dispute is found often. Another example is the dispute between Hyronymous Emser and Martin Luther where Emser states:
"Vnd demnach ich mit eym szo vormerten vnd geübten fechtmeyster
auff den plan treten, vnnd vnsern heyligen glauben mit der hülff gotes
wider yn vortedigen, Will, ich vor den rechten treffen, vnd ehe dann ich
wort mit wort vorsetz ader sein reformation buch von blat tzu blat
vorlege, vorhin durch disze vorred eyn vngeferlich frey auffheben oder
schulrecht thun, vnd gleich wie man auff der fechtschul nit allwegen
ym schwert sonder auch mitt langen spiessen vnd kurtzen degen tzu samen gehet.
Alszo will ich mich erstlich auff disze dreierley monier auch vorsuchen,
Ob ich Lutern der seyne schirmschleg vnd spiegelfechten alleyn auff list geferlich
vnnd nawe griff, ader tzu letzt auch auff die flucht gestalt hat yndert darnach ein
vorteyl ablauffen möcht."
(Hyronymus Emser, Wider das vnchristeliche buch Martini Luters Augustiners, an den Teutschen Adel aufgangen, 1521)"
(Jens P. Kleinau, Hans Talhoffer, A Historical Martial Arts blog)
Addendum 2
"Wanneer hij slaat van omhoog, houw toornig naar zijn oog.
Wordt hij dat gewaar, Neem boven af zonder gevaar."
(Johannes Liechtenauer (° ca 1320), geciteerd in Bert Gevaert, Te Wapen - Europa's vergeten krijgskunsten, Antwerpen (AUP/Davidsfonds), 2016, p. 82)
"Wanneer je tegenstander van zijn rechterkant slaat naar jou, tref hem dan krachtig met een Toornige Houw vanaf je rechterschouder. Als hij zacht bindt, richt dan je punt voorwaarts naar zijn gezicht en dreig om hem te steken. Wanneer je naar zijn gezicht dreigt te steken vanuit de Toornige Houw en hij merkt dit en verplaatst de steek met kracht, trek dan je zwaard omhoog, weg van het zijne. Houw vervolgens naar zijn hoofd van de andere kant, langs zijn blad."
(Sigmund Ringeck (begin 16de eeuw), geciteerd in Bert Gevaert, Te Wapen - Europa's vergeten krijgskunsten, Antwerpen (AUP/Davidsfonds), 2016, p. 82)
"De Toornige Houw breekt met de punt alle hoge houwen en is toch niets meer dan een simpele boerenslag. Voer hem als volgt uit: wanneer je in het naderen naar hem komt, en hij van zijn rechterzijde boven naar je hoofd slaat, sla jij ook van je rechterzijde van boven zonder enige parering gelijktijdig heftig op zijn zwaard. Is hij dan zwak aan het zwaard, stoot naar hem met je punt rechtstreeks lang en steek hem naar het gezicht of naar de borst. Tref hem zo. [...]
Wanneer je met de Toornige Houw naar hem slaat, stoot hem de punt lang naar het gezicht of naar de borst, zoals boven beschreven. Wordt hij de punt gewaar en pareert hij krachtig, doordat hij je zwaard opzij drukt, ga met je zwaard langs de kling van zijn zwaard hoog en boven weg van zijn zwaard. Sla hem langs de andere zijde wederom langs zijn zwaardkling op zijn hoofd. Dit noemt men 'boven afnemen'.
Breek dit als volgt: wanneer hij boven afneemt, bind met de lange snede krachtig tegen zijn zwaard in de richting van zijn hoofd."
(Peter von Danzig (15de eeuw), geciteerd in Bert Gevaert, Te Wapen - Europa's vergeten krijgskunsten, Antwerpen (AUP/Davidsfonds), 2016, p. 82)
→
More about the technique:
The Zornhau
PEAMHE (Pôle d’étude d’Arts Martiaux
Historiques Européens)(Paris, France)
The Zornhau
Dreynschlag - HEMA
(Historical European Martial Arts)
The Zornhau
MEMAG (The Medieval
European Martial Arts Guild)
Zornhau, oben abnehmen, duplieren, mutieren
→
"The “Zornhau-Ort” is one of the essential pieces of fencing from the Liechtenauer system
[Johannes Liechtenauer (also Lichtnauer, Hans Lichtenawer) was a 14th-century German fencing master who had a great level of influence on the German fencing tradition, Wikipedia dd. 30/09/2016].
It is based on the premise that a fencer hits the other enemy to the head or the opponent’s right shoulder from the right shoulder of the attacker called 'rechter Oberhau' (right strike from above) . The adversary generates a 'Vor' (ahead, before) taking a tactical advantage by being the first who attacks a lethal point. It is in the act itself that the attacked must react in the 'Nach' (after, behind), if he does not want to be seriously injured or killed.
To stop the enemy, he will fight with the same means. That is that the strike from above is answered by a strike from above. And this is done with a great show of force and vigor. Thus this strike is called 'Zornhau'. Joachim Meyer describes in his 1570 book in the chapters on the fencing rapier and Dussak this action as 'Wehrstreich' (armed strike) and gives the 'Zornhau' a slightly different meaning. The principle to answer with same means is included in each book of fencing.
The mechanics of the Zufechten with the Oberhau
The opponent presents a right strike from above against the head or the shoulders. He hopes to hit by chance and luck in the first strike. There are only three way of doing this strike:
1. It is a testing strike to get in contact
Restricted to vision only based reactions for defense is pure horror compared to the contact based reactions. If you are in a binding situation where the blades touch, you always know where the blade of the opponent is. For this a lot of the fencers try to 'catch' the opponents blade in their first strike, making it long and straight. This strike ends in a Langort (long point) position where – if no blade is met – a stirring movement occurs or the fencer is jumping back irritated. The opponent is forced to nothing he can stand there and look amused at the 'sword catcher' because in most cases these strikes are short of distance, or if the measure is correct has a lot of opportunities to answer this flimsy attack.
2. It is a killing strike to be the first to hit heavily
The fencer has the same fear as the one who tries to fetch the opponents blade but uses a very different answer to overcome this fear. He jumps forward and strikes first with a lot of power. He hopes that he hits or the other one will defend himself by just parrying. The opponent is forced to react to this kind of berserk attack, but has a lot of options for it: evade, block, answer with the same etc. He can answer with a variety of actions, but he must change.
3. It is a tactical strike to occupy the territory
Being the first who occupies the middle line while getting into measure is a tactic you find in a lot of fighting systems. From this line you can thrust without any problems and block some actions of the opponent to your body. The opponent is forced to create a matching opposition or will be hit in the following action without having a chance to present a proper answer. He cannot evade, because there is nothing to evade. He cannot hit you on the head or stab you in the chest, because the way is blocked. He cannot stand there amused, because without any recognizable change of the attacker’s posture the strike will mutate into a hit by changing the distance using simple body movement.
There are a variety of striking movements from above the right shoulder. But only few who really aim at the head or body of the opponent. Doing a feint or trick or any other likewise movement is nothing that matters here.
A experienced fencer chooses the tactical strike, he aims ad the opponent’s body without forgetting his own, having his own protection always as priority number one. The simple offensive rule of the tactical strike is: if you do not meet anything get forward and you meet something (“Haw dreyn vnd hurt dar / rawsche hin trif ader la var ” GMN 3227a). If the opponent do not stop your blade, you got the ticket to continue. In the fight-books from the 14th century GMN 3227a to Joachim Meyer we find the recommendation to repeat these kind of strikes for several times until we hit or meet the opponent’s blade (“vnd vmermer eyns noch dem andern treiben / ab ym das erste vele / dacz daz ander das dritte ader daz vierde treffe” GMN 3227a).
As the Zornhau is the first lesson for the fencers, it is aimed to be an answer for all these kind of fencers.
1. Versus a testing strike
The 'sword catcher' will get more that he asked for. The Zornhau is a powerful strike that will destroy every feeling while smashing the blade out of the way.
2. Versus a killing strike
The Zornhau blocks the way by sheer force while it brings the own weapons point into the position for a thrust.
3. Versus a tactical strike
The Zornhau presents a opposition by changing position of the body and bringing the sword between the fencers in a thrusting position (Pflug) or a hanging position (Wechsel, Ochs) depending on the change during the end of the striking movement. Usually the Zornhau creates a hard contact and displaces the other strike by force thus occupying the middle line itself ready for a thrusting movement.
So the Zornhau is the swiss army knife for fencing-beginners even if the Twerhau presents more options and is the better strike (“Hie merke vnd wisse / das of dem ganczen / swerte / keyn haw / als redlich / zo heftik zo vertik vnd zo gut ist als der twerhaw” GMN 3227a). But the Zornhau is the fastest to bring (“zo ist im keyn haw als bereit / als der selbe aberhaw” GMN 3227a) and thus is the best to change from the role of the defender to the role of the attacker. This change is done by the the strike itself using sheer force and by the point.
To become the attacker the defender must bring an immediate threat into the game. Using a great show of force is always a threat and because he is aiming to the head and the shoulders of his attacker, the Zornhau brings the point nearer to the opponents body. If the point is not showing to the opponent at the end of the Zornhau, the Zornhau is parried effectively or not done properly. Ignoring the latter we must know that by parrying the Zornhau effectively the formerly attacker has changed into the role of the defender already and we won this part of the game.
Having the point looking eager to the body of the opponent we should not hesitate to use it. And on this the opponent has to change himself or he will be stabbed. And by using this chain of attacks (strike and thrust) we changed from being the defender to the role of the attacker.
There is a signal that is given us by the authors of the fight-books, so we can recognize if we have successfully become the attacker. It is the lateral pressure of the defending blade simply called 'wert her dir' in the GMN 3227a. In the 44a8 we find 'wirt er denn orts gewar | vnd vor setzt starck | vnd druckt dir dein swert auf die seittñ'. The reason for this explicit naming of a strong displacement and a heavy pressure to the side is the use of the training equipment modernly named 'Federschwert'. In the Messer Master Lecküchner reduced it to 'wirtt er des ortz gewar' again but he uses the Zornhau in combination with a thrust in a different way high above.
But regardless which equipment used, it is the small or big pressure to the side that signals: you just won the tactical game, now make the best out of it. (It can also mean that the opponent just fooled you but this is sophisticated fencing and thus rarely to find). To feel any pressure of the defender there must be a resistance presented by the attacker. This 'resistance' is the pressure done by the attacker. And this must always be directed to the head and body of the opponent ('czu koppe ader czu leibe / vnd mit nichte czum swerte' GMN 3227a). The movement of the Zornhau is supporting this kind of pressure in an excellent way.
Because of the lateral movement of the becoming defenders hand and blade and the crossbar of the weapons handle, the most obvious answer to that movement is moving the own blade upwards until it can switch to the other side of the opponent’s blade and do some harm.
Conclusion
The Zornhau is a tactical move to change from the role of the defender of a strike from above to the one of the attacker with the same strike and a thrust. To be the attacker gives us the advantage that we can hit with a greater chance of success the one who defends and tries to hit while defending.
To become the attacker we have two tools on our side: the show of force in the Zornhau and the point of the Zornhau. So training the Zornhau cannot be done without the show and using of force.
We are told how to recognize if we succeed in this role change by a lateral pressure of the opponents blade we should train to feel. All action followed by this signal is only there to keep this role until we successfully hit the opponent."
(Jens P. Kleinau, Hans Talhoffer, A Historical Martial Arts blog)
Abonneren op:
Posts (Atom)